Intern verslag 51

Archiefonderzoek naar de middeleeuwse bebouwing Achter het Verguld Harnas 9-15 en Achter het Wild Varken 1-3


In het voorjaar van 1998 is archiefonderzoek verricht, naar de middeleeuwse bebouwing ter plaatse van Achter het Wild Varken 1-3 en Achter het Verguld Harnas 9-15. Ter plaatse van laatstgenoemd complex, recht tegenover Achter het Stadhuis, werd bij archeologisch onderzoek dertiende-eeuws muurwerk aangetroffen van wat waarschijnlijk een woontoren is geweest.

De straat naar het woonhuis van Engbert Ludinc van den Dijk

De huidige straatnaamgeving is ontleend aan respectievelijk de huizen Het Verguld Harnas en Het Wild Varken. Eerstgenoemd huis stond in de Vughterstraat ter plaatse van het tegenwoordige nummer 28.1 Ten noorden van Het Verguld Harnas stond een van de oudste stadspoorten, de Jodenpoort. Onder dit huis lag zuidoost-noordwest het restant van de eerste stadsgracht. Zij boog iets verder naar het zuidoosten in oostelijke richting af langs de noordzijde van Achter het Stadhuis. Tegenwoordig is dit nog bestaande water geheel overbouwd.
Op de zuidwestboek van Achter het Stadhuis stond de herberg Het Wild Varken (thans Achter het Stadhuis 36).2 Naar dit huis is de straat vernoemd ten zuidoosten en in het verlengde van Achter het Verguld Harnas. Nog verder naar het zuiden toe heet hetzelfde tracé tegenwoordig Wolvenhoek.
In de Middeleeuwen waren andere benamingen voor deze straat, in zwang, om te beginnen de straat of het straatje naar de representatieve woning, de mansio, van wijlen Engbert Ludinc van den Dijk. De oudste vermelding daarvan die ik heb aangetroffen luidt: 'de straat van de Vughterstraat bij de Jodenpoort naar de woning van Engbert geheten Ludinc van den Dijk'. Zij komt voor in een Bossche schepenoorkonde van 3 juli 1346.3 Ook in latere akten treft men dergelijke aanduidingen aan.
Tevens was in deze en in later tijd de benaming Zijl in gebruik. Zo is er al op 23 juni 1338 sprake van een huis en erf hij de plaats geheten Sile,4 op 23 februari 1368 van een huis en erf 'in de straat strekkende van de straat geheten Sile naar (?) de woning van wijlen Luding van den Dijk'5 en in op 27 februari 1415 van 'de straat geheten Zijl'.6 De benaming Zijl verwijst naar het al dan niet overkluisde water van de voormalige stadsgracht.
Het leek aanvankelijk een aantrekkelijke gedachte om in het teruggevonden fundament een onderdeel van de mansio van Engbert Ludinc van den Dijk te zien. Het onderzoek wees echter uit dat dit complex verder naar het zuiden toe, waarschijnlijk in de Wolvenhoek of de Waterstraat, heeft gestaan. Nader onderzoek zal ongetwijfeld de precieze plek ervan kunnen aanwijzen.7
1.Zie Mosmans 1907, nr. 255.
2.T.a.p., nr. 1457.
3.GAH, Tafel van de Heilige Geest, nr. 289: vicum tendentem de vico Vuchtensi prope portam Iudeorum versus mansionem Engberti dicti Ludinc de Aggere.
4.T.a.p., nr. 224: prope locum dictum Sile inter hereditatem Franconis dicti Herinc et inter hereditatem Sophye de Derenteren.
5.GAH, R 1175, fol. 177v: in vico tendente de vico dicto Sile ad? habitacionem quondam Ludingi de Aggere.
6.R 1189, fol. 305v: in vico dicto Zijl.
7.Vgl. vooralsnog Van der Vaart 1982, 16 en 23-24.
Het complex Achter het Verguld Harnas 9-15 en Achter het Wild Varken 1-3

In De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch behandelt A.F.O. van Sasse van Ysselt het complex Achter het Verguld Varken 1-3 onder de benaming Het Posthuis op Maastricht.1 Bij nadere beschouwing bleek daarbij ook Achter het Verguld Harnas 9-15 te behoren. Andere relevante informatie over het goed was te vinden onder Het huis der familie Van der Stegen, Wolvenhoek 1 en Achter het Wild Varken 11-15.2 Dankzij de informatie die hier door Van Sasse van Ysselt vanaf ongeveer 1500 zijn aangedragen, was het mogelijk aansluiting te vinden met de middeleeuwse gegevens uit het Bosch' schepenprotocol. Hieruit bleek dat het complex zich in de loop van de vijftiende eeuw had gevormd uit, in totaal vier percelen, die in dit verslag - van zuid naar noord - B1, B2, C en D worden genoemd. De woontoren stond hoogstwaarschijnlijk op perceel C. In verband met de belendingen worden ook de aangrenzende percelen A en E behandeld.

Perceel A

Perceel A - tegenwoordig Achter het Wild Varken 5 - wordt in veel vijftiende-eeuwse akten omschreven als het erf van wijlen Wouter Coptiten. Het is niet duidelijk wanneer deze bezitter van het perceel is geweest. In een akte van 28 januari 1359 betreffende perceel B1 wordt Hendrik van Uden de jonge als bezitter genoemd.3
Op 5 maart 1430 verklaarde de procurator van de Tafel van de Heilige Geest in 's-Hertogenbosch door Gozewijn Moedel van der Donck voldaan te zijn van alle aanspraak en kwestie die gerezen was met betrekking tot de verwerving van dit erf door Gozewijn.4 Toch moet het perceel in handen gekomen zijn van de Tafel, want op 5 september van hetzelfde jaar werd het door haar ten erfelijke cijns gegeven aan Peter Dirksz. van Hijnen. Het grondstuk werd daarbij omschreven als 'een zeker erf van wijlen Wouter Coptiteri, gelenen in 's-Hertogenbosch ter plaatse geheten Zyle tussen het erf van Gerrit Steenwech, zoon van wijlen Hendrik Steenwech, aan de ene en tussen het erf van Arnold van Bladel, het erf van Jan Brynck en het erf van Jan Voet (of Boet) aan de andere zijde, strekkende van de openbare straat tot aan het openbare water aldaar stromend, in die grootte waarin genoemd erf van wijlen Wouter Coptiten aldaar gelegen is, samen met zijn muren en dakdruppen tot hetzelfde erf rechtens behorend'.5 Het ging dus om een diep, bebouwd erf, dat doorliep tot aan een tak van de Dieze in de richting van
1.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, II, 141-150.
2.T.a.p., 108-119.
3.Vermeld in een opwinningsakte uit 1422 (GAH, R 1800, fol. 45): domum et aream olim Goeswini f[ilii] quondam Franconis Herinc, sitam in Buscoducis in viculo tendente versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Henrici de Uden iunioris ex uno et inter hereditatem Nycholay de Wyse ex alio.
4.R 1201, fol. 31v: occasione emptionis seu comparationis hereditatis cuiusdam olim Wolteri Coptiten, site in Buscoducis ad locum dictum Zile inter hereditatem Gerardi Steenwech ex uno et inter hereditatem Arnoldi de Bladel ex alio.
5.R 1201, fol. 281: quandam hereditatem quondam Wolteri Coptiten, sitam in Buscoducis ad locum dictum Zyle inter hereditatem Gerardi Steenwech, filii quondam Henrici Steenwech, ex uno et inter hereditatem Arnoldi de Bladel, hereditatem Iohannis Brynck et hereditatem Iohannis Voet? ex alio, tendente a communi platea ad communem aquam ibidem fluentem, in ea quantitate qua dicta hereditas quondam Wolteri Coptiten ibidem sita est, simul cum suis muris et stillicidiis ad eandem hereditatem de iure spectantem.
de Sint-Jorisstraat. Bij de erven van Jan Brynck en Jan Voet zal het om de achterzijde van percelen in de Vughterstraat zijn gegaan.
Peter van Hijnen verwierf op 18 februari 1437 ook nog een stukje erf achter het hierna te behandelen perceel B1 met de helft van de op de grensscheiding staande muur en van de stenen put aldaar,1 nadat hij tevoren ook een stukje van het hiervoor genoemde perceel van Jan Brynck in de Vughterstraat had verworven. Dit hele complex verkocht en transporteerde hij op 11 oktober 1442 aan Arnold Hendriksz. Stamelart de kramer.2 Op 3 juni 1443 deed Goiart die Vos afstand van zijn recht op dit complex, dat toen omschreven werd als 'huis, erf en tuin met hun toebehoren'.3 Voor de
1.R 1207, fol. 159v: Eustacius Tolync quandam particulam hereditatis sitam in Buscoducis ad vicum dictum Zijl retro hereditatem dicti Eustacii inter hereditatem Petri de Hijnen ex uno et inter hereditatem Gerungii dicti Geronx soen. Iohannis Sceymaker, Iacobi vanden Yevelaer et hereditatis Engberti van Slabroec ex alio, tendentem ab hereditatem dicti Eustacii ad hereditatem olim Iohannis Brynck, nunc ad dictum Petrum spectantem, in ea quantitate qua dicta particula hereditatis ibidem sita est et palata, simul cum medietate muri lapidei et putei lapidei ibidem inter dictam particulam hereditatis et reliquam heredita terri dicti Eustacii consistentium.
2.R 1213, fol. 4v: Notum sit universis quod cum Petrus van Hynen Dyrcs soen quandam hereditatem quondam Wolteri Coptiten, sitam in Buscoducis ad locum dictum Zyle inter hereditatem Gerardi Steenwech, filii quondam Henrici Steenwech. ex uno et inter hereditatem Arnoldi de Bladel, hereditatem Iohannis Brynck et hereditatem Iohannis Voet ex alio, tendentem a communi platea ad communem aquam, erga Iohannem de Beerze tamguam procuratoris mense sancti Spiritus in Buscoducis pro uno grosso et hereditario censu octo librarum monete ad censum acquisivisset; et deinde dictus Petrus quandam particulam hereditatis sitam in Buscoducis ad vicum dictum Zijl retro hereditatem Eustacii Tolync inter hereditatem dicti Petri ex uno et inter hereditatem Gerongii dicti Geroncs soen, Iohannis Sceymeker, Iacobi vanden Yevelaer et hereditatis Egberti van Slaephroeck ex alio, tendentem ab hereditate dicti Eustacii ad hereditatem olim Iohannis Brynck. nunc ad dictum Petrum spectantem. erga dictum Eustacium Tolync acquivisisset; et deinde dictus Petrus particulam hereditatis, sumptum! de hereditate Iohannis Brynck, sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis Voet cultellificis ex uno et inter hereditatem Egberti filii Henrici de Slaepbroeck corrigiatoris et hereditatem Arnoldi de Bladel ex uno, tendente a communi vice ad hereditatem Petri de Hynen, illam scilicet particulam hereditatis que sita est ibidem in fine dicte hereditatis contigue iuxta dictam hereditatem predicti Petri et continet XXXII pedatas in longitudine vel circiter, mensurando ab hereditate dicti Petri iuxta hereditatem dicti Arnoldi de Bladel. prout particule! hereditatis ibidem signata est et palata, erga dictum Iohannem Brynck emendo acquisivisset, prout in diversis litteris, constitutus igitur dictus Petrus dictas hereditates, que nunc una hereditas esse dinoscitur et sita est ibidem inter hereditatem Iohannis Gyelis van Gestel ex uno et inter hereditatem Eustacii Tolync et diversorum aliorum vicinorum ex alio et tendit a communi vice et hereditate dicti Euctacli ad communem aquam et hereditatem Iohannis Voet, ut dicebat, simul cum edificiis in dictis hereditatibus consistentibus, ut dicebat, hereditarie supportavit Arnoldo Stamelart institori, fllio quondam Henrici Stamelart.
3.Godefridus dictus die Vos super domo et area et orto cum suis attinentiis, sitis in Buscoducis in vice dicto Zyle iuxta hereditatem Eustacii Tolync, quas domum, aream et ortum cum suis attinentiis Arnoldus Stamelart institor, filius quondam Henrici Stamelart. erga Petrum de Hynen, filium quondam Theodericum acquisierat, ut dicebat, et super iure ad opus dicti Arnoldi Stamelart hereditarie renunciavit.
verdere geschiedenis ervan kan verwezen worden naar Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch.1

Overzicht bezitters perceel A
Wouter Coptiten
Hendrik van Uden de jonge
Gozewijn Moedel van der Donek »
Tafel van de Heilige Geest, 1420.09.05 »
Peter Dirksz. van Hijnen (verwierf 1423.02.18 ook erf achter B1) 1442.10.11 »
Arnold Hendriksz. Stamelart de kramer

Perceel B

Perceel B1 behoorde vóór 1359 aan Frank Herinc. Op 28 februari van dat jaar kocht Gozewijn Knode, zoon van Heilwig van den Werde, van Franks zoon Gozewijn een erfelijke cijns van 10 pond uit dit complex.2 In 1398 droegen Dirk en Hille, natuurlijke kinderen van Dirk Snoecks, priester, deze cijns over aan Arnold Hermansz. Drinchellinc. Het goed werd toen omschreven als 'huis en erf in 's-Hertogenbosch in het straatje strekkende van het woonhuis van wijlen Engbert Ludinc van den Dijk, tussen het erf van Hendrik van Uden de jonge aan de ene en tussen het erf van Klaas Wise (de Wijs) aan de andere kant'.3 Het perceel lijkt eind veertiende, begin vijftiende eeuw in handen te zijn geweest van Jacob van der Meer, zoals blijkt uit enkele akten vanaf 1399.
Perceel B2 behoorde zoals uit het voorgaand is gebleken in 1359 aan Klaas de Wijs, eind veertiende eeuw aan Margriet weduwe van Roelof de Wijs en haar kinderen. Op 20 februari droeg Jan van Oss de plattijnmaker (klomp- schoenmaker) een cijns van 20 schellingen over aan Golart Keteller. Margriet en haar kinderen hadden deze cijns gevestigd op een huis, erf en weg gelegen achter het huis van wijlen Roelof de Wijs.5 Op 26 november 1400 maande Goiart Meirsken wegens achterstallige betaling van een cijns van 6 pond uit dit huis.6 Op 27 februari 1415 droegen Mechteld en Ida, dochters van Golart Keteler een aantal cijnzen over aan het Groot Ziekengasthuis.
1.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, II, 135-140.
2.R 1800. fol. 45 (opwinning uit 1422; zie blz. 5).
3.R 1181, fol. 79, blz. 157: domo et area sita in Buscoducis in viculo tendente versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Henrici de Uden iunioris ex uno et inter hereditatem Nycholai Wise ex alio.
4.Bv. R 1181, fol. 151, blz. 297 (1399 februari 20); R 1182, fol. 125, blz, 347 (1400 november 26); R 1189. fol. 305v (1415 februari 27) en R 1193, fol. 156 (1421 november 17).
5.R 1181, fol. 151, blz. 297: Iohannes de Os die plattijnmaker hereditarium censum XX solidorum monete, quem Margareta relicta quondam Rodolphi Wise, Arnoldus, Gûedeldis, Aleydis et Nycholaa, liberi dictorum Margarete et quondam Rodolphi, promiserant indivisi se daturos et soluturos dicto Iohanni de Os hereditarie in festo Pasche ex domo et area et quadam via, sitis in Buscoducis retro domum et aream quondam Rodolphi Wise predicti, sitam ad vicum dictum Zijl inter hereditatem Arnoldi dicti Volken Mi.js soen de Amersfort ex uno et inter hereditatem Jacobi vander Meer ex alio, prout in litteris, hereditarie supportavit Godefrido Keteller.
6.R 1182, fol. 125, blz. 347: Godefridus Meirsken hereditarium censum sex librarum monete quem se solvendum habere dicebat ex domo et area quondam Rodolphi die Wize carnificis, sita in Buscoducis ad vicurn dictum die Zijl inter hereditatem quondam Arnoldi filii Volcquini Mijs de Amersfoert ex uno et inter hereditatem Iacobi vander Meer ex alio, monuit de tribus annis.
Onder deze cijnzen bevond zich die van 20 schellingen en verder nog twee cijnzen van elk 10 schellingen uit het huis en erf van Gozewijn Knode - B1 dus - en nog een cijns van 20 schellingen uit het huis van Roelof de Wijs (B2).1
In 1421 blijkt het Groot Ziekengasthuis door middel van een schepenvonnis in het bezit te zijn van gekomen van perceel B2. Op 17 november van dat jaar droeg het het complex, met de hiervóór genoemde cijns van 6 pond, over aan Arnold van Bladel de vleeshouwer. Het complex werd daarbij omschreven als 'huis en erf van Roelof zoon van wijlen Klaas Wyse, gelegen in 's-Hertogenbosch naast de plaats geheten Zijl tussen het erf van wijlen Jan Egensz. aan de ene en tussen het erf van wijlen Frank Herinc aan de andere zijde'. Arnold beloofde een cijns van 3 pond uit een huiserf gelegen tussen het erf van Jacob van der Meer (perceel B1) aan de ene kant en het erf van juffrouw Dirkske van Dinther (C), het erf van Arnold van Bladel en het erf' van zekere andere buren aan de andere kant, strekkend van de Zijl tot het erf van Heilwig Crommen, en bovendien uit een weg strekkend van dat erf' naar een erf achter het erf van wijlen Jan van Oss de plattijnmaker naast het erf van wijlen Wouter Coptiten, op welk erf een stal placht te staan en bovendien uit het reedsgenoemde erf'.2
1.R 1189, fol. 305v: Georgius dictus Iorijs vander Tijchelryen, maritus et tutor Mechtildis sue uxoris, et Reynerus van Vucht, maritus et tutor Yde sue uxoris, filie quondam Godefridi Keteler, hereditarium censum decem solidorum , quem censum decem solidorum Petrus vanden Weerde, filius quondam Henrici se solvendum habere dicebat hereditarie in domo et area quondam Goeswini dicti Knode sita in Buscoducis in? vico tendente de vico Vuchtensi versus mansionem Engberti dici Ludinc de Aggere inter hereditatem Franconis Haerinc de Aggere et inter hereditatem Elisabeth uxoris Iohannis filii quondam Egonis Pistoris ex alio latere, et quem censum dictus Petrus pro una medietate nativitatis Domini et pro reliqua medieta te nativitatis Iohannis ex dicta domo et area anno quolibet solvendum esse dicebat et quem censum Henricus dictus Crebben sartor erga dictum Petrum vanden Weerde emendo acquisierat, prout in litteris; insuper hereditarium censum X solidorum dandum et solvendum anno quolibet mediatim nativitatis Iohannis et mediatim nativitatis Domini de domo et area dicti quondam Goeswino, quem censum dictus Petrus vanden Weerde in dicta domo et area habuit et habere consuevit et quem dictus Henricus Crebbek(en) sartor erga dictum Petrum acquisierat, prout in litteris: insuper hereditarium censum XX solidorum monete, que Margareta relicta quondam Rodolphi die Wise, Arnoldus, Goedeldis, Aleydis et Nycolaa, liberi dictorum Margarete et quondam Rodolphi promiserunt indivisi se daturum Iohanni de Os dun plattijnmaker hereditarie Pasche ex domo et area et quadam via sitis in Busco retro domum et aream quondam Rod[olphi die] Wise predicto, sitis in vice dicto Zijl inter hereditatem Arnoldi dicti Volken Mijs soen de Amersfoirt ex uno et inter hereditatem Iacobi vander Meer ex alio, et quem censum predictus Iohannes de Os supportavit? Godefrido dicto Keteler, prout in litteris; item XX solidos hereditarii census, quos dictus Petrus ante solvendos habuit? ex predicta domo et area, ut dicebat; et quos census omnes et singulos predictos dicti Georgius dictus Iorijs et Reynerus nunc ad se spectare dicebat occasione suarum uxorum predictarum, hereditarie supportaverunt Gerardo die Wael, f'ilio quondam Gibonis, et Gerardo die Heer iuniori ad opus maioris hospitalis in Busco.
2.R 1193, fol. 156: Gerardus die Wael, filius quondam Ghybonis, et Gerardus Heerken tamquam rectores et procuratores maioris hospitalis siti in Buscoducis in vico Hynthamensi iuxta portam Captivorum, cum consensu provisorum eiusdem hospitalis, domum et aream Rodolphi filii quondam Nycholai Wyse, sitam in Buscoducis iuxta locum dictum Zijl inter hereditatem quondam Iohannis dicti Eghens soen ex uno et inter hereditatem
Perceel B1 werd op 5 maart 1426 door Hendrik Croeck, zoon van wijlen Hendrik Wynbroet, in jaarlijkse en erfelijke cijns gegeven aan Arnold van Bladel.1 Hiermee waren de percelen B1 en B2 en een daarachter gelegen perceel in één hand gekomen. Op 9 februari 1437 droeg Arnold van Bladel de percelen B1 en B2, welke voornoemde erven nu één erf blijkt te zijn en aldaar gelegen is tussen het erf van Peter van Hijnen aan de ene kant, en tussen het erf van juffrouw Hendrikske van Dinther en het erf dat Eustaas Toelinc op deze dag van Arnold van Bladel had verworven aan de andere kant over aan Eustaas Toelinc.2 Dit laatste erf betrof een perceel in de Vughterstraat .3
 quondam Franconis Herinc ex alio, venditam Gerardo Wael ad opus dicti hospitalis a Ghiselberto Roesmont per iudicem mediante sententia scabinorum de Buscoducis, prout in litteris, hereditarie supportavit Arnoldo van Bladel carnifici, ---. Dicti rectores ut supra hereditarium censum sex librarum monete, solvendum hereditarie [de]a et ex domo et area cum suis pertinentiis Rodolphi quondam Wyse, sita in oppido de Buscoducis ad locum dictum opten Zyl, quem censum Godefridus Meersken, filius quondam Iohannis de Dommelen, pauperibus maioris hospitalis predicti in eius testamento legaverat, prout hoc in quodam publico instrumento dicebat contineri, hereditarie supportaverunt dicto Arnoldo ---. Dictus Arnoldus promisit se daturum et soluturum dictis procuratoribus ad opus pauperum dicti hospitalis hereditarium censum trium librarum monete hereditarie nativitatis Iohannis, et pro primo termino nativitatis Iohannis proxime futuri, de et ex quodam domistadio sito in Buscoducis ad locum dictum Zyl inter hereditatem Iacobi vander Meer ex uno et inter hereditatem domicelle Henrice de Dijnther, hereditatem Arnoldi de Bladel et hereditatem quorundam aliorum vicinorum er alio, tendente a dicto vice ad hereditatem Heylwigis dicti des Crommen; insuper de et ex quadam via tendente a dicto domistadio ad quandam hereditatem sitam retro hereditatem quondam Iohannis van Os des platynmeker iuxta hereditatem quondam Wolteri Coptiten, in qua hereditate quidam stabulus stare consueverat; insuper ex eadem hereditate iamdicta, ---. Dictus Arnoldus promisit super omnia dictis procuratoribus ad opus pauperum dicti hospitalis XLIIII Arnhemsche gulden pronunc ad bursam currentes, et XVI libras monete a nativitatis proxime futuro ultra tres annos persolvendos.
a Dit woord ontbreekt.
1.R. 1197, fol. 229v: Henricus Croeck, filius quondam Henrici Wynbroet, domistadium in Buscoducis ad locum dictum opten Zijle inter hereditatem Arnoldi de Bladel ex uno et inter hereditatem olim Wolteri Coptiten ex alio, tendens a communi vico retrorsum ad hereditatem Heylwigis Crummen, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Arnoldo de Bladel predicto, ab eodem habendum et possidendum pro hereditario censu septem librarum monete, dando et solvendo sibi ab alio hereditarie nativitatis Domini ex premissis, sibi ad censum ut dictum est datum, ---. Danyel Croeck, filius Danyel, super premissis et iure ad opus dicti Arnoldi hereditarie renunciavit, ---. (akte tussengeschreven). Dictus Arnoldus de Bladel promisit super omnia Henrico Croeck predicto quatuordecim libras monete ad monicionem dicti Henrici persolvendas.
2.R 1207, fol. 156v: que hereditates predicte nunc una hereditas esse dinoscitur et sita est ibidem inter hereditatem Petri de Hijnen ex uno et inter hereditatem domicelle Henrice de Dynther et hereditatem quam Eustacius Tolinc hodierna die contra eundem Arnoldum de Bladel (..) acquisierat ex alio.
3.T.a.p.: domistadium et aream cum suis attinentiis singulis et universis dicti quondam Nycolai van Colen, sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Gerardi Gobels, Iohannis de Os sartoris et domicelle Henrice de Dynther ex alio et inter hereditatem Gerungii dicti Geroncs soen cultellificis ex alio, tendentem a dicto vico retrorsum ad hereditatem quam
Negen dagen later, op 18 februari 1437, verkocht Eustaas weer een stukje erf achter op dit complex, dat gelegen was tussen perceel A en een aantal andere buren, van wie de meesten bezitters waren van percelen aan de Vughterstraat. Tot de verkoop, aan Peter van Hijnen, behoorde ook de helft van de stenen muur en van de stenen put aldaar, gelegen tussen het betreffende stukje erf en het erf van Eustaas. Beiden mochten op en in de muur bouwen, maar moesten elkaar schadeloos houden, terwijl muur en put op beider kosten in goede staat moesten worden gehouden.1 Verder verkocht Peter aan Eustaas de helft van een stenen gevel tussen hun beider erf. Hiervoor golden dezelfde voorwaarden als de hiervóór vermelde.2
Op 2 november 1446 verkocht Eustaas een klein perceel aan de zuidkant, grenzend aan het erf van Arnold Stamelart, - vóór aan de straat 14 voet breed en achter 16 ½ voet, met een diepte van 41 voet en 1 duim -, aan Gozewijn Jansz. van Acht. Mogelijk ging het hier om het oude perceel B1 of althans een deel daarvan. Bij de verkoop werd bepaald dat zij het toilet, dat kennelijk op de grens van beider erf stond, gezamenlijk zouden schoonhouden.3 Op 21 november van hetzelfde jaar kwamen koper en verkoper overeen
 Eustacius Tolinc hodierno die erga eundem Arnoldum de Bladel acquisierat.
1.R 1207, fol. 159v: Eustacius Tolync quandam particulam hereditatis sitam in Buscoducis ad vicum dictum Zijl retro hereditatem dicti Eustacii inter hereditatem Petri de Hijnen ex uno et inter hereditatem Gerungii dicti Geronx soen, Iohannis Sceymaker, Iacobi vanden Yevelaer et hereditatis Engberti van Slabroec ex alio, tendentem ab hereditatem dicti Eustacii ad hereditatem olim Iohannis Brynck, nunc ad dictum Petrum spectantem, in ea quantitate qua dicta particula hereditatis ibidem sita est et palata, simul cum medietate muri lapidei et putei lapidei ibidem inter dictarn particulam heredita tis et reliquam hereditatem dicti Eustacii consistentium, ut dicebat, hereditarie vendidit dicto Petro de Hijnen, promittens super omnia et habenda warandiam et obligationem deponere, tali condicione annexa quod dicti Eustacius et Petrus in et supra dictum murum edificari poterunt ad eorum profectum. Et si aliquis dictorum Eustacii et Petri aliquid f[r]egerit in muro et puteo predictis, quod hoc sic frangens restaurare tenebitur absque dampnis alterius non frangentis, et quod ipsi dictos murum et puteum in bona et laudabili dispositione sub eorum communibus expensis servare tenebuntur.
2.T.a.p.: medietatem cuiusdam edificii lapidei stenen gevel vocati, consistentis in Buscoducis ad vicum dictum Zijle inter hereditatem dicti Petri ex uno et inter hereditatem Eustacii Tolinc ex alio, in ea quantitate qua dictum edificium stenen gevel vocatum ibidem est situatum et constructum, ut dicebat, hereditarie vendidit dicto Eustacio Tolinc, promittens super omnia et habenda warandiam et obligationem deponere, tali condicione annexa quod dicti Petrus et Eustacius in, ad et supra dictum edificium edificare poterunt ad eorum profectum. Et si aliquis eorundem sic edificandus aliquid fregerit in edificio predicto, quod hoc restaurare tenebitur absque dampnis et expensis alterius, et quod ipsi dictum murum in bona et laudabili dispositione sub eorum communibus expensis servare tenebuntur.
3.R 1217, fol. 246: Eustacius Toelinc hereditatem sitam in Buscoducis in vico dicto Zijle inter hereditatem Arnoldi Stamelaert institoris ex uno et inter hereditatem reliquam dicti Eustacii ex alio, tendentem a dicto vico ad hereditatem reliquam dicti Eustacii, que hereditas optinebit et habebit ante latitudinem quatuordecim pedatarum et ad longitudinem domus in eadem hereditate consistentis latitudinem trededecim pedatarum et tercie partis unius pedate, et in fine posteriori sedecim et dimidiam pedatas in latitudine, et que heredas habebit et optinebit longitudinem quadragintaunam pedatarum! et unum pollicem, simul cum edificiis in eadem hereditate consistentibus. simul cum cloaca in dicta hereditate consistente, ut dicebat, hereditarie vendidit Goeswino filio Iohannis de Acht, ---. Promi-
dat Gozewijn op zijn erf alleen glazen, niet te openen vensters mocht maken en dat Eustaas op zijn erf aan de achterkant van het erf van Gozewijn op een afstand van 12 voet geen bebouwing mocht zetten of bomen mocht planten, waardoor aan Gozewijns erf licht zou worden benomen.1 Zoals hiervóór al is vermeld, kwam dit perceel achter B1 met perceel A op 11 oktober 1442 in handen van Arnold Stamelart de kramer.2
Op een niet nader te bepalen datum tussen laatstgenoemde datum en 21 februari 14503 - ik heb geen transportakte kunnen terugvinden - heeft Eustaas Toelinc het overblijvende complex overgedragen aan Klaas Ooievaar. Deze droeg het op zijn beurt twee jaar later, op 29 februari 1452, over aan Jan Keymp, zoon van wijlen Jan Keymp.4
 serunt mihi? super? omnia sibi mutuo quod ipsi dictam cloacam in hereditate dicti Eustacii et Goeswini consistente et sibi muluo adiacente sic et taliter mundabunt ac mundare tenebuntur quod uni ab alio dampna nec incommoda exinde non eveniant in futurum.
1.R 1217, fol. 251v: convenerunt quod dictus Goeswinus in dicta sua hereditate non situabit nec fieri procurabit aliquas fenestras apertas sed poterit tantummodo? in edificiis in dicta sua hereditate constructa nut construenda ponere fenestras vitreas que aperire non poterunt!, atque quod dictus Eustacius in dicta sua hereditate versus finem posteriorem dicte hereditatis Goeswini predicti non situabit nec fieri procurabit aliqua edificia nec plantabit arbores ad dictantiam duodecim pedatarum mensurando a fine posteriori dicte hereditatis Goeswini predicti versus heredita - tem predictam dicti Eustacii per que lumen edificiorum dicti Goeswini impedire possent aliquomodo? ---.
2.R 1213. fol. 4v (zie hiervóór, blz. 3).
3.Op deze datum beloofde Klaas een jaarlijkse en erfelijke cijns van 12 pond aan Gozewijn Toelinc de et ex domo, area et orto cum suis attinentiis olim Eustacii Toelinc, nunc dicti Nycolai, sitis in Buscoducis ad vicum dictum die Zijl inter hereditatem Iohannis de Kessel et eius liberorum et Willelmi de Bucstel cultellificis ex uno et inter hereditatem Annoldi Stamelaert institonis, filii quondam Hennici, et Goeswini die Snyder ex alio, tendentibus a communi vico ad hereditatem Nycolai Loenman et Arnoldi Stamelaert predicti, quos domum, aream et ortum cum suis attinentiis dictus Nycolaus erga dictum Eustacium acquisierat (R 1220. fol. 198).
4.R 1222. fol. 163: Notum sit universis quod cum Eustacius Tolinc quoddam domistadium situm in Buscoducis ad locum dictum opten Zijle inter hereditatem Arnoldi de Bladel ex uno et inter hereditatem olim Wolteri Coptiten ex alio, tendens a communi vico ad hereditatem Heilwigis dicte Crommen; atque domum et aream Rodolphi filii quondam Nycolai Wyse sitam in Buscoducis iuxta locum dictum Zijl inter hereditatem Iohannis Egens soen ex uno et inter hereditatem heredum quondam Franconis Herinc ex alio, erga Arnoldum de Bladel acquisivisset; et deinde dictus Eustacius dictas hereditates, demptis de premissis quadam camera cum suo fundo et quadam particula hereditatis retro dictam cameram situata iuxta dictam hereditatem dicti quondam Wolteri Coptiten et dempto iure utendi quadam cloaca iuxta iamdictam particulam hereditatis consistente, quas cameram et particulam hereditatis cum iure utendi dicta cloaca Goesuinus filius Iohannis van Acht erga dictum Eustacium dudum acquisierat, et exceptis atque salvis omnibus et singulis condicionibus inter dictum Eustacium et dictum Goesuinum hincinde factis et ordinationibus et eisdem in suis vigoribus premansuris, et excepta quadam particula hereditatis, sumpta de primodictis hereditatibus, que particula hereditatis iamdicta sita est in fine dictarum hereditatum iuxta hereditatem dicte quondam Heilwigis Crommen, quam particulam hereditatis iamdictam Petrus de Hijnen olim erga dictum Eustacium acquisierat, et exceptis atque salvis huiusmodi condicionibus et questionibus inter dictos Eustacium et Petrum hinc inde
Het perceel van Gozewijn van Acht verkreeg Jan Keymp op 31 juli 1465. Het werd toen omschreven als 'een huiserf van zekere kamer eertijds van wijlen Eustaas Toelinc'.1 Waarschijnlijk is deze kamer verwoest bij de stadsbrand van 13 juni 1463, die onder meer dit deel van de stad heeft geteisterd.2

Overzicht bezitters perceel B1
Frank Herinc
Gozewijn Frankz. Herinc
Jacob van der Meer
Hendrik Croeck z.w. Hendrik Wynbroet 1426.03.05 »
Arnold van Bladel de vleeshouwer (zie verder hieronder)

Overzicht bezitters perceel B2
Klaas de Wijs van Grave
Roelof Klaasz. de Wijs
Margriet wed. Roelof en hun kinderen
Groot Ziekengasthuis 1421.11.17 »
Arnold van Bladel de vleeshouwer (zie verder hieronder)

Overzicht bezitters percelen B1 + B2
Arnold van Bladel 1437.02.09 »
Eustaes Toelinc
  • 1437.02.18 erf achter B1 »
    Peter van Hijnen (zie verder onder perc. A)
  • 1446.11.02 perc. B1 of deel daarvan »
    Gozewijn Jansz. van Acht
    1465.07.31 »
    Jan z.w. Jan Keymp
vóór 1450.02.21 »
Klaas Ooievaar 1452.02.29 »
Jan z.w. Jan Keymp

Perceel C

Het oudste getraceerde gegeven over het perceel waarop hoogstwaarschijnlijk de toren stond, dateert mogelijk van 3 augustus 1370, toen Jan van der Dieze een jaarlijkse en erfelijke cijns van 10 pond vestigde op zijn stenen huis en erf aan de Zijle tussen het erf van Willem van Boxtel en de openba-
 factis et ordinatis iuxta continentiam litterarum desuper confectarum et eisdem in suis vigori bus permansuris, legitime et hereditarie supportasset Nycolao dicto Oedevair, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Nycolaus premissa, sibi ut prefertur? a dicto Eustacio supportata, hereditarie supportavit Iohanni Keymp, filio quondam Iohannis Keymp.
1.R 1234, fol. 105v: Goeswinus dictus van Acht, filius quondam Iohannis, relictus legitimus quondam Hillegundis sue uxoris, filie quondam Rodolphi dicti vanden Broeck, potens ad infrascripta vigore testamenti aut ultime voluntatis dicti quondam Hillegundis, domistadium cuiusdam camere olim quondam Eustacii Toelinc, depost? dictorum Goeswini et quondam Hillegundis, situm in Buscoducis ad vicum dictum die Zijle inter hereditatem Arnoldi Stamelart, filii Henrici, ex uno et inter hereditatem Iohannis dicti Keymp, filii quondam Iohannis, ex alio et uno fine, tendens cum alio fine ad dictum vicum die Zijle vocatum, ut dicebat, hereditarie supportavit dicto Iohanni Keymp.
2.Zie Van Zuijlen 1861, 7.
re straat.1 We komen Jan van der Dieze namelijk later als een vroegere bezitter van het perceel C tegen, overigens tegelijk roet andere belendingen. Daarom biedt een oorkonde van 20 april 1393 een beter uitgangspunt. Op die datum verkochten en transporteerden heer Adam van Berchem, ridder, weduwnaar van jonkvrouw Mabilia van Nijpelaar, en hun kinderen Jan, Wouter en Katharina het huis en erf dat van Elizabet weduwe van Jan Egensz. was aan Arnold Volken Mijsz. Wijlen Mabilia had dat goed gekocht van Jan van der Dieze, zoon van wijlen Gozewijn Herinc. Het werd hij die gelegenheid gesitueerd in de straat strekkende naar de woning van wijlen Engbert Ludinc van den Dijk tussen het erf van Gerard Cnode en dat van Nicolaas de Wijs van Grave.2 De eerstgenoemde belending was het hierna te behandelen perceel D.
Vervolgens droeg op 21 oktober 1418 Mijs zoon van wijlen Arnold Volken Mijsz. van Amersfoort het goed, opnieuw aangeduid als huis en erf, over aan juffrouw Hendrikske van Rossum, weduwe van Dirk van Dinther. Het werd toen gesitueerd tussen het erf van Jan natuurlijke zoon van wijlen Marcelis van Oss (Achter het Verguld Harnas 9-15) en tussen het erf toebehorend aan het Groot Ziekengasthuis (Achter het Wild Varken 5). Aan de achterzijde grensde het aan het erf van Nicolaas van Keulen de goudsmid.3
Hierna kwam het complex in handen van Hendrikskes dochter juffrouw Johanna, gehuwd met Jan zoon van Mathias van Kessel. Deze droeg het als weduwnaar op 7 juli 1464 uit krachte van het testament van Johanna over aan Jan Keymp, zoon van wijlen Jan Keymp van Breugel. Het werd toen omschreven als een erf, eertijds huis en erf'.4 Kennelijk was de bebouwing erop toen eveneens verdwenen ten gevolge van de stadsbrand van 13 juni 1463.5
Jan Keymp zal het erf, met de andere door hem verkregen percelen, daarop weer bebouwd hebben. Op 30 maart 1481 deelden zijn zonen Jan en Gerard een aantal goederen. Daarbij verkreeg Jan 'het woonhuis van genoemde Jan Kemp, erf en tuin met twee kameren en zekere andere kamer geheten dat backhuys, alle hij elkaar gelegen ter plaatse geheten den Zijle bij d'Wilt
1.GAH, Tafel van de H. Geest, nr. 687: ex domo lapidea et area dicti venditoris, sita in Buscoducis ad locum dictum Zijle inter hereditatem Willelmi dicti de Bucstel ex uno latere et inter communem plateam ex alio latere.
2.R 1179, blz. 549: Dominus Adam de Berchem miles, Iohannes et Walterus fratres, elus liberi, ab eodem domino Adam et quondam domina Katharina filia quondam domicella Mabelya de Nypelaer, filia quondam Emondi Roveri pariter genite, Arnoldus Heyme, maritus et tutor legitimus ut asserebat Katherine sue uxoris, filie dictorum domini Ade et domme Katherine, domum et aream que fuit Elizabeth relicta quondam Iohannis Eghonis, sitam in Buscoducis in vico ibidem tendente versus habitationem quondam Engberti dicti Luding de Aggere inter hereditatem Gerardi quondam dicti Enode ex uno et inter hereditatem Nycholai quondam dicti die Wise de Gravia ex alio, que domus et area dicta quondam domicella Mabelya de Nijpelaer erga Iohannem van der Dyesen, filium quondam Goeswini dicti Herinc. emendo acquisierat, prout in litteris, et que domum et aream nunc ad se spectare dicebat, hereditarie vendidit Arnoldo filio Volcquini Mys soen, supportavit cum litteris et iure ---.
3.R 1191, fol. 8: que domus et area nunc sita est inter hereditatem Iohannis filii naturalis quondam Marcelii de Os ex uno et inter hereditatem spectantem ad hospitale maius in Buscoducis iuxta portam Captivorum ex alio, et tendit a communi vico ad hereditatem Nycholai van Colen aurifabri.
4.R 1233, fol. 184v: hereditatem olim domus et aree.
5.Van Zuijlen 1861, 7. Zie ook hiervóór. blz. 9.
Verken tussen het erf van Koenraad Kemp aan de ene en tussen het erf van Goiart van Ingen de lakenscheerder aan de andere zijde'.1

Overzicht bezitters perceel C
Jan Egensz. de bakker x Elizabet
.Jan van der Dieze, z.w. Gozewijn Herinc
Adam van Berchem, ridder, wedn. Mabilia van Nijpelaar, en kinderen 1393.04.20 »
Arnold Volken Mijsz.
Mijs Arnold Volken Mîjsz. 1418.10.21 »
Hendrikske van Rossum, wed. Dirk van Dinther
dr. Johanna x Jan Mathiasz. van Kessel 1464.07.07 »
Jan z.w. Jan Keymp van Breugel
zijn zonen Jan en Gerard 1481.03.30 »
Jan Jansz. Keyrap

Perceel D

Van het ten noorden hiervan staande complex dateert het vroegst getraceerde zelfstandige gegeven van 22 januari 1415. Toen droeg Hendrik zoon van wijlen Dirk van Os de lakensnijder, echtgenoot van Ermgard dochter van wijlen Frank Herinc, zoon van wijlen Hendrik Croek de vleeshouwer, het huis en erf van wijlen Dirk natuurlijke zoon van wijlen Steven Becker en zijn vrouw Geertruid natuurlijke dochter van Arnold van Waalre, alsmede enkele cijnzen daaruit, over aan Jan zoon van wijlen Marcelis natuurlijke zoon van wijlen heer Goiart van Oss, ridder. Frank Herinc had dat complex verkregen van Willem van Waalre. Het werd gesitueerd tussen eertijds het erf van Jan van der Dieze en dat van Jan van Gemert en later tussen dat van wijlen Arnold Volken en dat van Jan de Lakenscheerder.2 Op 27 juli 1463 gaf Elizabet dochter van wijlen Rutger van der Tangerrijt, weduwe van wijlen Jan van Oss zoon van wijlen Marcelis natuurlijke zoon van wijlen heer Goiart van Oss, ridder, uit krachte van het testament van genoemde wijlen Jan, dit huis en erf en de genoemde cijnzen tegen een jaarlijkse en erfelijke cijns van 9 pond aan Goiart zoon van wijlen Hendrik van Ingen de lakenscheerder. Het complex was toen gelegen tussen het erf van Jan van Kessel en dat van genoemde Goiart, en strekte zich achter uit tot aan het
1.R 1250, fol. 279v-280: domus inhabitacionis dicti Iohannis Kemp, area et ortus cum duabus cameris et quadam alia camera dicta dat backhuys sibi invicem coadiacentibus, siti in Buscoducis ad locum dictum den Zijle bij dWilt Verken inter hereditatem Coenrardi Kemp ex uno et inter hereditatem Godefridi de Yngen rasoris pannorum ex alio.
2.R 1189, fol. 55: Henricus filius quondam Theoderici de Os panniscide, maritus et tutor legitimus ut asserebat Ermgardis sue uxoris, filie quondam Fanconis Herinc, filii Henrici Croke carnificis, domum et aream olim Theoderici filii naturalis quondam Stephani dicti Becker et Gertrudis sue uxoris, filii naturalis Arnoldi de Waderle, sitam in Buscoducis prope locum dictum Zile inter hereditatem Iohannis de Diesa ex uno et inter hereditatem Iohannis de Ghemart ex alio, quam domum et aream Franco Herinc, filius Henrici Croke carnificis, erga Willelmum de Waderle emendo acquisierat, alsmede enkele cijnzen, --- et qui domus et area et census predicti dictus Henricus mediante divisione hereditaria inter ipsum et alias heredes dicti quondam Franconis cesserunt in partem, et que domus et area nunc sita est inter hereditatem heredum quondam Arnoldi Volken ex uno et inter hereditatem Iohannis Rasoris pannorum ex alio, ut dicebat, hereditarie supporta vit Iohanni filio legitimo quondam Marcilii filii naturalis domini quondam Godefridi de Os militis.
erf van Jan Keymp.1 Op 2 maart 1501 en 15 februari 1502 gaven de kinderen van wijlen Goiart Hendriksz. van Ingen het huis en erf over aan Jan zoon van wijlen Jan Keymp.2
Zoals we hiervóór gezien hebben, zou het complex volgens schepenakte van 21 oktober 1418 ook ooit in handen zijn geweest van Gerrit Cnode. Deze komt als belending ook voor in schepenakten van 20 juni 14053 en 30 mei
1.R 1232, fol. 314-314v: Elizabet filia quondam Rutgeri vander Tangerrijt, relicta legitima quondam Iohannis dicti de Os, filii quondam Marselii filii naturalis quondam domini Godefridi de Os militis, cum tutore potens ad subscripta ut dicebat vigore cuiusdam instrumenti publici super testamento aut ultima vol untate dicti quondam Iohannis ordinati, domum et aream olim Theoderici filii naturalis quondam Stephani dicti Becker et Gertrudis sue uxoris, filie naturalis Arnoldi de Waderle, sitam in Buscoducis prope locum dictum Zijle inter hereditatem Iohannis dicti de Dyesa ex uno et inter hereditatem Iohannis de Gemart ex alio; item hereditarium censum trium librarum et quindecim solidorum atque hereditarium censum viginti solidorum monete solvendos hereditarie ex domo et area predicta necnon hereditarium censum vigiritiquinque solidorum dicte monete solvendum hereditarie ex domo et area predicta, quem domum et aream ac census predictos Iohannes filius legitimus quondam Marcelii filii naturalis domini quondam Godefridi dicti de Os militis erga Henricum filium quondam Theoderici dicti de Os pannicide tamquam maritum et tutorem Ermgardis sue uxoris, filii quondam Franconis dicti Herinc, filii Henrici dicti Croke carnificis acquisierat, prout in diversis litteris; et que domus of area nunc sita est inter hereditatem Iohannis dicti de Kessel ex uno et inter hereditatem Godefridi filii quondam Henrici dicti de Yngen rasoris pannorum ex alio, tendens a dicto vico ad hereditatem Iohannis dicti Keymp, ut dicebat, simul cum dictis litteris, aliis et iure, dedit ad hereditarium censum dicto Godefrido, ab eodem hereditarie habendum pro annuo et hereditario censu novem librarum monete.
2.R 1270, fol. 271v: Aleidis filia quondam Godefridi filii quondam Henrici dicti de Yngen rasoris pannorum et Heymericus Zybrechs tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Mechteldis sue uxoris, filie dicti quondam Godefridi, duas tercias partes ad ipsos ut dicebat spectantes in domo et area olim Theoderici filii naturalis quondam Stephani Becker et Gertrudis sue uxoris, filie naturalis quondam Arnoldi de Waderle, sita in Buscoducis prope locum dictum Zijle inter hereditatem olim Iohannis dicti de Dyesa. depost vero Iohannis de Kessel, ex uno et inter hereditatem olim Iohannis de Gemart, depost vero dicti Godefridi de Yngen, ex alio, tendente a dicto vico ad hereditatem Iohannis Keymp, simul cum censibus prius exinde venditis seu promissis et depost acquitatis, quos domum, aream et census predictos dictus Godefridus filius quondam Henrici de Yngen erga Elisabeth filia quondam Rutgeri vander Tangerrijt, relicta quondain Iohannis de Os, filii quondam Marcelli filii naturalis quondam domini Godefridi de Os militis, ad censum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Iohanni Keymp, filio quondam Iohannis Keymp, ---. Volgt nog een later bijgeschreven akte van 15 februari 1502: Eustacius filius quondam Willelmi de Dyeperbeeck tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Henrice sue uxoris, filie quondam Godefridi filii quondam Henrici de Yngen predicti, unam terciam partem ad ipsum spectantem in domo et area predictis hereditarie supportavit dicto Iohanni Keymp.
3.R 1184, fol. 351v: Dominus Theodericus presbiter et domicella Gertrudis eius soror, liberi quondam Iohannis de Ghemert, servientis Ghevardi de Eyndoven, cum tutore, domum of aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi in viculo quodam tendente versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Knoden ex uno et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree Raventeers ex alio, cum medietate cuiusdam muri lapidei inter
14191 van het buurpand Achter het Verguld Harnas 7. Mogelijk heeft Gerrit Cnode het complex verkregen van Dirk Stevensz. die Becker en zijn vrouw Geertruid. De opeenvolgende reeks van bezitters luidt dan:

Overzicht bezitters perceel D
Dirk Stevensz. die Becker x Geertruid »
Gerrit Cnode »
Willem van Waalre »
Frank Herinc, zoon van Kroeck de vleeshouwer »
Ermgard dochter van Frank Herinc x Hendrik Dirksz. van Oss 1415.01.22 »
Jan Marcelisz. van Oss x Elizabet Rutgersdr. van der Tangerrijt 1463.07.27 »
Golart Hendriksz. van Ingen de lakenscheerder »
zijn dochters Aleid, Mechteld en Hendrikske 1501.03.02 en 1502.02.15 »
Jan zoon van wijlen Jan Keymp

Perceel E

Ten noorden van het zojuist behandelde perceel D stond een huis en erf dat de kinderen van wijlen Jan van Gemert, dienaar van Gevard van Eindhoven, op 20 juni 1405 tegen erfelijke cijns gegeven werd aan Jan van Schie de lakenscheerder. Jan van Gemert had het verkregen van Amelis zoon van wijlen Dirk Specier en Margriet weduwe van wijlen Jan van Gorp, toen echtgenote van Amelis. Het complex werd gesitueerd tussen het erf van Gerrit Cnode en dat van Katharina van Valkenburg en Jan zoon van wijlen Andries Raventers.2 Op 30 mei 1419 droeg Arnold zoon van Jan van Schie en van wijlen Gisella dochter van Jan Engelenz. het complex over aan zijn stiefmoeder Katharina weduwe van Jan van Schie.3
 primodictam domum et aream et dictam hereditatem Katherine et Iohannis predictorum consistentis sive siti, quam domum et aream dictus Iohannes quondam de Ghemert, serviens Ghevardi de Eyndoven, erga Amelium filium quondam Theoderici Apothecarii et Margaretam relictam quondam Iohannis de Goerpe, protunc uxorem legitimam dicti Amelii, emendo acquisierat, prout in litteris, simul cum dictis litteris et iure, dederunt ad hereditarium censum Iohanni van Schye rasori pannorum.
1.R 1191, fol. 390.
2.R 1184, fol. 351v: Dominus Theodericus presbiter et domicella Gertrudis eius soror, liberi quondam Iohannis de Ghemert, servientis Ghevardi de Eyndoven, cum tutore, domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi in viculo quodam tendente versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Knoden ex uno et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree Raventeers ex alio, cum medietate cuiusdam muri lapidel inter primodictam domum et aream et dictam hereditatem Katherine et Iohannis predictorum consistentis sive siti, quam domum et aream dictus Iohannes quondam de Ghemert, serviens Ghevardi de Eyndoven, erga Amelium filium quondam Theoderici Apothecarii et Margaretam relictam quondam Iohannis de Goerpe, protunc? uxorem legitimam dicti Amelii, emendo acquisierat, prout in litteris, simul cum dictis litteris et iure, dederunt ad hereditarium censum Iohanni van Schye rasori pannorum.
3.R 1191, fol. 390: Arnoldus filius quondam Iohannis van Schye rasor pannorum, ab eodem quondam Iohanne et quondam Ghisella filia quondam Iohannis Engellen soen pariter genitus, domum et aream sitas in vico Vuchtensi in viculo tendente aa versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Cnoden et inter hereditatem Katherine de Valkenhorch et Iohannis filii quondam Andree Raventers?, cum medietate muri lapidei inter predictam domum et aream et dictam hereditatem Iohannis et Katherine predictorum siti, quas domum,
Op 12 juni 1444 droeg Snellard van Spul, die het huis en erf door schepenvonnis verkregen had van Gerrit Mol van Driel, het goed op zijn beurt over aan Goiart van Ingen, zoon van wijlen Hendrik van Ingen.1 Op 3 december 1470 werd het complex met een cijns daaruit door Goiart overgedragen aan Luitgard weduwe van Tielman Pijckevet.2

Overzicht bezitters perceel E
Amelis zoon van wijlen Dirk Specier x Margriet wed. Jan van Gorp »
Jan van Gemert, dienaar Gevard van Eindhoven
zijn kinderen 1405.06.20 »
Jan van Schie de lakenscheerder
Arnold zoon van Jan van Schie en van Gisella dr. Jan Engelenz. 1419.05.30 »
zijn stiefmoeder Katharina wed. Jan van Schie »
Gerrit Mol van Driel door schepenvonnis »
Snellard van Spul 1444.06.12 »
Golart zoon van wijlen Hendrik van Ingen 1470.12.03 »
Luitgard wed. Tielman Pijckevet

De percelen B, C en D tezamen

Zoals uit het bovenstaande valt af te leiden, zijn de percelen B, C en D op verschillende tijdstippen in handen gekomen van Jan Jansz. Keymp, daarna zijn gelijknamige zoon. Op 22 december 1507 werden diens goederen door zijn erfgenamen gedeeld. Daarbij verkregen de kinderen van Arnold Keymp, zoon van Jan Keymp, onder andere 'het huis, erf en tuin met twee kameren en zekere andere kamer geheten dat backhuys, bij elkaar gelegen, tegelijk ook met een klein achterhuis achter voornoemde tuin staande en met het daar staande brouwhuis, gelegen in 's-Hertogenbosch ter plaatse geheten den Zijle aen d'Wilt Verken, aldaar tussen het erf van de erfgenamen van wijlen Koenraad Kemp aan de ene en tussen zeker huis en erf eertijds aan Goiart van Ingen de lakenscheerder toebehorend aan de andere zijde', en met het
 aream cum medietate muri Iohannes van Schye rasor pannorum erga dominum Theodericum presbiterum et domicellam Gertrudem eius sororem, monialem maioris hospitalis in Buscoducis, liberos? quondam Iohannis de Ghemert, servientis Gevardi de Eyndoven, ad censum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Katherine relicte dicti quondam Iohannis van Schye.
1.R 1214, fol. 98v: Snellardus van Spull domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi in viculo tendente a dicto vico versus domum habitacionis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Cnoden et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree Raventers, venditam dicto Snellardo a Gerardo Mol de Dryel per iudicem mediante sententia scabinorum de Buscoducis, prout in litteris, hereditarie supportavit Godefrido de Ynghen, filii quondam Henrici van Ynghen.
2.R 1240, fol. 195: Godefridus de Ynghen, filius quondam Henrici de Ynghen, domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi in viculo tendente a dicto vico Vuchtensi versus domum habitacionis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Cnoden et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et lohannem fi]ium quondam Andree Raven teers, quam domum et aream dictus Godefridus erga Snel]ardum de Spulle acquisierat; insuper hereditarium censum sex librarum monete, quem censum Godefridus de Ynghen, filius quondam Henrici de Ynghen, promiserat se daturum et soluturum Snellardo de Spulle anno quolibet hereditarie Purificationis de et ex domo et area predicta et quem censum dictus Godefridus de Ynghen erga Iohannem filium quondam Willelini de Spull acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit Luytgardi relicte quondam Tyelmanni Pijckevet.
gebruik van een daarachter gelegen weg uitkomend in de Vughterstraat naast het huis De Hond aldaar met de daar aanwezige put. Uit de akte blijkt tevens dat Jan Keymp en zijn vrouw Mechteld in het betreffende huis overleden waren.1
De helft van het noordelijk deel van het complex - perceel D - werd op 11 december 1510 tegen erfelijke cijns gegeven aan jonkvrouw Margriet, weduwe van mr. Arnold Keymp, ten behoeve van haar kinderen.2
1.R 1842, fol. 128-135, ald. 130-130v: Item adhuc domus, area, ortus cum duabus cameris ac quadam alia camera dicta dat backhuys sibi invicem coadiacentes, simul ecam cum quadam parva domo posteriori retro ortum predictum consistente et cum braxatorio inibi consistente, siti in Buscoducis in loco dicto den Zijle aent d'Wilt Verken, ibidem inter hereditatem heredum quondam Coenrardi Keymp ex uno et inter quandam domum et aream olim ad Godefridum de Yngen rasoris pannorum spectantem ex allio, simul cum iure utendi quodam transitu seu via iacente retro domum, aream et ortum predictos et contigue iuxta hereditatem heredum quondam Iohannis de Bladel et tendente lateraliter et contigue iuxta quandam domum et aream dictorum magistri Iohannis vander Stegen et liberorum quondam magistri Arnoldi Keymp, dictam communiter inden Hont, ibidem in vico Vuchtensi sitam, usque ad eundem vicum Vuchtensem per quandam portam ibidem in quodam novo muro conceptam et adhuc ordinandam, in eodem videlicet transitu seu via ante et retro hinc et illinc eundo et redeundo et eodem ad libitum utendi in huiusmodi latitudine qua eadem via ibidem ad presens lacet, sic quod proprietarii et possessores pro tempore dicte domus et aree inden Hont vocate eundem transitum seu viam nullo tempore futuro aliquibus edificiis seu structuris poterunt occupare seu occupani faciunt quovismodo, simul eciam cum iure utendi puteo in eodem transitu seu via consistente atque cum certis domusuten-silibus ligneis in supradicta domo permansuris iuxta tenorem cedularum desuper confectarum, necnon cum quibuscumque aliis iuribus et attinentiis domus, aree, orti, camerarum ac domus posterioris predictorum, guemadmodum dicti quondam Iohannes Keymp et Mechteldis eius uxor eosdem possidere consueverant et in eisdem decesserunt, --- supradictis Henrico, Iohanni, Gerardo et Arnoldo fratribus et domicelle Hillegondi eorum sorori, liberis legitimis dictorum domicelle Margarete et quondam magistri Arnoldi Keymp, cesserunt in partem.
2.GAH, R 1280, fol. 217-217v: Magister Iohannes vander Stegen tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Margarete sue uxonis, filie quondam Iohannis Keymp, medietatem totamque partem et omne ius ad ipsum ut dicebat spectantes in domo et area olim Theoderici filii naturalis quondam Stephani Becker et Gertrudis sue uxoris, filie naturalis quondam Arnoldi de Waderle, et dehinc Iohannis filii dicti quondam Iohannis Keymp, sita in Buscoducis prope locum dictum Zijle inter hereditatem olim Iohannis dicti de Dyesa, depost veno Iohannis de Kessel, ex uno et inter hereditatem olim Iohannis de Gemart ex alio, atque in censibus prius exinde venditis et depost acquitatis, de quibus domo, area et censibus predictis 20? dictus Iohannes Keymp, filius quondam Iohannis Keymp, duas tercias partes erga Aleidim filiam quondam Godefridi filii quondam Henrici de Yngen rasoris pannorum et Heymericum Zybrechs maritum et tutorem legitimum Mechteldis sue uxonis, filie dicti quondam Godefridi, atque reliquam terciam partem erga Eustacium filium quondam Willelmi de Dyeperheeck maritum et tutorem legitimum Henrice sue uxonis, filie dicti quondam Godefridi filii quondam Henrici de Yngen, dudum acquisierat, prout in diversis litteris, et que medietas domus et aree ac redemptorum censuum predictorum dicto magistro Iohanne tamquam marito et tutoni legitimo dicte Margarete sue uxoris per et post mortem dicti quondam Iohannis Keymp, filii quondam Iohannis Keymp, iure successionis hereditarie advoluta est, ut dicebat, simul cum dictis litteris, aliis et iure, dedit ad hereditarium censum
Door vererving kwam het hele complex in het bezit van Arnold Keymps dochter Hillegond, die trouwde met Herman Gerritsz. van Deventer. Uit een schepenakte van 31 oktober 1543 blijkt dat een deel van de achterbebouwing toen bewoond werd door Jan van Orthen, maar dat daar tevens twee nieuwe huizen waren gebouwd.1
Via Hermans zoon Hendrik en diens weduwe, Agnes van Nederven, vererfde het complex vervolgens aan jonkheer Willem van Lier, die het vermaakte aan zijn zuster juf'f'rouw Clara van Lier. Deze verkocht het op 17 juli 1590 aan de linnenkoopman Gerard zoon van wijlen Dirk Coenen. Het was toen bewoond geweest door de Bossche hoogschout Jacob van Brecht, ridder. De omschrijving luidde in 1590: huijsingen, heuren gronden, voorplaetse vuijtgaende met eene poirte ter straten waert genoempt achter d'Wilt Vercken, koicken, brouwhuijs, stalllnghuijs, twee hoven ende ledige gecassyde plaetssen oft gangen tussen beyden ende t'eynden deselve hoven gelegen, eenen put, ende een ledich after plaetsken t'eynden de voorschreven hoven ende gangen respective ende een afterhuysken aen 'tselve afterplaetsken; item een ander huijs, erve ende ledige plaetsse, comende after aen den erve oft ganck van de voorschreven ierstgenoempde huysinge, welcke voorschreven ander huijs vuijtgaet in de Vuchterstraet ---, synde de ierstgenoemde huysinge, voorplaetsse, coicken. brouwhuijs, stallinghuijs, twee hoven met heure gangen, achterplaetsken ende achterhuysken gelegen bynnen deser stadt 's Hertogenhossche in de strate genoempt achter d'WiIt Vercken, tussen huysingen ende erffenisse der wedue Gielissens van Hedell ende hairen kynderen aen d'een syde ende tussen een huijsken ende erve nu toehehoorende Henricken van Curingen ende Lambrechten van Mol, erfenissen mr.
 domicello Margarete relicte quondam magistri Arnoldi Keymp ad opusa suorum liberorum, ab ipsa et dicto quondam rnagistro Arnoldo pariter genitorum, ab eisdem iure hereditario habendam et possidendam pro antiquis oneribus prius annuatim exinde e iure solvendis, ut dicebat, dandis et solvendis ab aliis terminis solitis ad hoc debitis et consuetis, atque pro hereditario censu quatuor librarum rnonete, dando et solvendo a dicis liberis ad opus et in subsidione celebrationis huiusmodi trium missarum quas dudum Iohannes Keymp et Mechteldis eius uxor in eorum testamento certis diebus inibi expressis post ipsorum amborum decessus in ecclesia sancti Iohannis evangeliste in Buscoducis supra aliquod altare ibidem per ipsos nominandum celebrandum ordinaverant, queque nunc supra altare venerabilis Sacramenti situm in dicta ecclesia de consensu capituli eiusdem fundate existunt, et hoc in augmentum premii pro dictarum missarum celebratione in dicto testamento per coniuges predictos expressi et ordinati, videlicet anno quolibet hereditarie nativitatis Baptiste, et pro primo solutionis termino nativitatis Baptiste proxime futuro, de et ex dicta medietate domus et aree predicte, ymmo etiam ex reliqua medietate eiusdem domus ad dictos liberos spectante.
a In het hs. tweemaal ad opus.
1.R 1339, fol. 27v: Hermannus filius quondam Gerardi de Daventria tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat domicelle Hillegondis sue uxoris, filie quondam magistri Arnoldi Keymp, hereditarie vendidit Francisco Bogart, filio quondam Lamberti, hereditarium censum triginta sex florenorum, carolus gulden communiter vocatorum, XXti st. vel valorem eorundem in allo pagamenti pro quolibet computando, solvendum anno quolibet hereditarie in festo Omnium sanctorum, et pro solutionis termino a die crastino ultra annum, de et ex domibus, areis et orto ac duabus novis domibus, ipsis retro adiacentibus, et earum? iuribus et attinentiis, sitis in Buscoducis ad locum dictum achter dWilt Verken inter domum et hereditatem Everardi vanden Water ex uno et inter domum et hereditatem reliquam dicti Hermanni ex alio, tendentibus a communi vico retrorsum ad domum et hereditatem reliquam dicti Ioannis, quam nunc inhabitat Iohannes de Orthen.
Jans Andriessen chirurgijn, Jans Janssoen ende Barbare sijn huysvrouwe, dochter Jans van Rossum ende Cornelissens van Dort, screynwercker, aen d'ander syde, streckende van de gemeyn straet genoempt achter d'Wilt Vercken tot erffenisse heer ende meester Peeters van den Water, priester ende canoniek der kercke van Sint Jans evangelist, ende erffenisse des voorschreven Cornelissens van Dort, ende het voorschreven ander huijs, erve ende ledige plaetsse tussen erffenisse Arndts sone Jochims Peeterssen van den Hoevel, schoenmaickere, aen d'een syde ende tussen huys ende erffve des voornoemden Jans Janssoene ende Barbare van Rossum aen d'ander zyde, streckende voor van de gemeyne Vuchterstraete tott zekeren ganck ende erve totten ierstgenoempden huijsingen behoorende, een muerken ende poirtken oft deure? tussen beyde staende.1
Een dochter van Gerard Coenen, Johanna, droeg het vervolgens met haar echtgenoot op 26 september 1612 over aan sinjeur Willem van Henxtum alias van Delft, gehuwd met Anna dochter van Gerard Coenen.2 Dit echtpaar transporteerde het complex op 10 januari 1620 over aan jonker Erasmus van Grevenbroek, heer van Mierlo. Het werd toen omschreven als seeckere zijne huijsingen, heure gronden, voorplaetsse, wtgaende met eene poorte ter straeten waert, achter d'Wilt Vercken; item een dwershuijs als stallinghuijs, achterhuijs, hoff, bleijckvelt, ledige gecassijde plaetsse, bleijckvelt! ende hoff, regenback, pompe, regensteen ende twee gootsteenen, met allen anderen rechten ende toebehoirten vandijen, gestaen ende gelegen binnen deser stadt van 's Hertogenbossche achter d'Wilt Vercken tussen huijs ende erve eertijts Jans vander Sluijs Janss. ex uno ende tussen erve eertijts Henricx van Curingen. Jacobs Darkennes, Thomas Kars, Josephs van Delft ende Arnts Joachims schoenmaker met meer andere ex alio, streckende voir van de gemeijne strate achterwaerts totten erve eertijts heere ende mr. Peeters van de Water met meer andere.3
Bij deling tussen de erfgenamen van Erasmus van Grevenbroek viel het complex, soo dat bij den rithmeester Wijntelre tegenwoordelijck werdt bewoont, sonder de sijdelhuijsinge aen de voors. joffrouwe Johanna van Uijtwijck haer leven lanck ter tochten beseth - Johanna was ook een dochter van Erasmus - op 22 augustus 1640 toe aan zijn zoon Cornelis, heer van Helvoirt. Het goed werd toen getaxeerd op een waarde van 6788 gulden.4 Op 12 februari 1694 verkocht de echtgenoot van Maria Hillegonda dochter van Cornelis van Grevenbroek het geheel voor 5750 gulden aan juffrouw Marja Harinx, weduwe van Johan van Kessel. Bij die gelegenheid werd het complex omschreven als seeckere schoone ende welgelege huyssinge met erven, hoogen toorn, poortte, hoff, erve ende achterhuyssen, met henne servituten ende toehehoorten, gestaen ende gelegen tegens over het Wilt Vercken binnen deser stadt, tusschen den huijsse ende erve vande weduwe vanden procureur? Van Campen ex uno ende den huijsse van Egbert van Santten cum suis ex alio, gebruijckt ende bewoont werdende hij de postmeester van de Graeff ende Johan 't Hooft respective.3 Het meest opmerkelijk hier is de vermelding van de hoogen toorn, die in alle voorgaande omschrijvingen ontbrak, maar die hoogstwaarschijnlijk toch al van meet af aan tot perceel C heeft behoord. Het archeologisch onderzoek heeft de fundamenten ervan aan het licht gebracht.
In deel II van De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch heeft A.F.O. van Sasse van Ysselt de gegevens over dit complex vanaf 1500 in beeld gebracht. Zoals in de inleiding al is opgemerkt, geeft hij daar als huisnummers slechts Achter het Wild Varken 3 en 1 op. Maar ook Achter het Verguld Harnas 9 tot en met 15 maakten er deel van uit. Vanaf de zeven-
1.R 1430, fol. 39-41.
2.R 1458, fol. 665-666v.
3.R 1532, fol. 169v-171.
4.R 1560, fol. 35-77.
5.R 1683, tol. 318-319.
tiende eeuw werd het Het Posthuis op Maastricht genoemd, naar de functie van de hierboven genoemde postmeester Van de Graaf. Op 28 december 1876 werd het verkocht aan de sociëteit De Katholieke Kring, die het geheel liet afbreken en er een nieuw gebouw voor in de plaats liet zetten.1

Overzicht percelen B, C en D
Erfgenamen Jan Jansz. Keymp 1507.12.22 »
Arnold Jansz. Keymp »
zijn erfgenamen »
  • noordelijk deel 1510.12.11 »
    Margriet wed. Arnold Keymp »
Hillegond dochter van wijlen Arnold Keymp x Herman Gerritsz. van Deventer »
Hendrik Hermansz. van Deventer x Agnes van Nederven »
Willem van Lier »
zijn zuster Clara van Lier 1590.07.17 »
Gerard zoon van wijlen Dirk Coenen, linnenkoopman »
zijn dochter Johanna 1612.09.26 »
Willem van Henxtum alias van Delft x Anna Gerardsdr. Coenen 1620.01.10 »
Erasmus van Grevenbroek, heer van Mierlo »
diens erfgenamen 1640.08.22 »
Cornelis Erasmusz. van Grevenbroek, heer van Helvoirt »
zijn dochter Maria Hillegonda 1694.02.12 »
Maria Harinx, wed. Johan van Kessel

Epiloog

De woontoren blijkt dus niet behoord te hebben tot de mansio van Engbert Ludinc van den Dijk. Helaas gaan de gegevens niet verder terug dan de veertiende eeuw, en dan nog de tweede helft daarvan. De toren moet toen al op een betrekkelijk klein perceel hebben gestaan, terwijl de resultaten van het archeologisch onderzoek wijzen op een in oorsprong groter perceel. In dit opzicht is het interessant dat het oudst bewaarde hertogelijk cijnsregister voor het hele complex slechts melding maakt van een perceel van 21 ½ voet breed. In 1520 betaalde Jan Keymp daaruit 9 penningen.2 Als voorgaande post wordt in 1520 Koenraad Kemp, de bezitter van Achter het Wild Varken 5, genoemd.3 Na Jan Keymp gaat het register verder met percelen bij de brug achter het schepenhuis.4 Een deel van het complex aan de kant van de Vughterstraat, de percelen C en D, zullen dus onbelast zijn geweest, evenals het daar noordwaarts aan grenzende perceel E. Ik heb hiervoor geen afdoende verklaring. Een mogelijkheid die ik zou willen overwegen is dat in oorsprong de woontoren gebouwd is op een perceel dat zich uitstrekte vanaf de Vughterstraat tot aan het hierboven behandelde perceel B. Uit dit laatste, door Jan Keymp verworven in 1452, zal de cijns van 9 penningen zijn betaald, terwijl onder meer het perceel waarop de woontoren stond onbelast was, omdat de cijns betaald werd door de bezitters van de huizen in de Vughterstraat.
1.Van Sasse van Ysselt 1910-1914, II, 141-150. Gegevens over dit complex en zijn bezitters uit de zestiende eeuw zijn ook te vinden t.a.p., 108-111, m.n. 110-111, onder Wolvenhoek 1 en Achter het Wild Varken 11-15 (het huis der familie Van der Stegen).
2.RA Brussel 45067, fol. 69: Iohannes Kempe de XXI½ ped. IX d. (bovengeschreven: Hermannus van Deventher. In 1573 was Henrick Hermans van Deventher de tijnsplichtige voor hetzelfde bedrag (RANB, Raad en rentmeester-generaal. nr. 280, fol. 73).
3.T.a.p.: Coenrardus Kempe de XXXI ped. XIII d. ort., later Everardus de Aqua.
4.iuxta pontem retro domum scabinorum.
Gebruikte afkortingen
GAHGemeentelijke Archiefdienst 's-Hertogenbosch
RARijkarchief
RANBRijksarchief in Noord-Brabant
dl(n).de(e)l(en)
dr.dochter
fol.folio
nr.nummer
R.Rechterlijk archief (Bosch' protocol)
Z.zoon
W.wijlen
wed.weduwe
wedn.weduwnaar

Bronnen
Gemeentelijke archiefdienst 's-Hertogenbosch [GAH]
Rechterlijk archief (Bosch' protocol) [R.]
Archief van de Tafel van de H. Geest, zie: Kappelhof
Rijksarchief in Noord-Brabant
Archief van de raad en rentmeester-generaal [Raad en rentmeester-generaal]

Gedrukte bronnen en literatuur
Mosmans 1907
J. en A.G.J. Mosmans, Oude namen van huizen en straten te 's-Hertogenbosch
('s-Hertogenbosch 1907; fotogr. herdr. 1973)
Van Sasse van Ysselt 1910-1914
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, 3 dln. ('s-Hertogenbosch 1910-1914; fotogr. herdr. 1975)
Van der Vaart 1982
J. van der Vaart, 'Het Lombardje', Boschhoombladeren 28 (dec. 1982) 1-25
Van Zuijlen 1861
R.A. van Zuijlen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, A. Stadsrekeningen 1399-1800 ('s-Hertogenbosch 1861)

Martin W.J. De Bruijn, 3 juli 1998